Korte geschiedenis van Leica camera’s tot 1940
Inhoud
- Leitz als microscopenfabrikant
- Oskar Barnack
- Pré productiecamera's
- Productiecamera's: de Leica I t/m III
- De meetzoekercamera's
- Vroege Leica Lenzen
- Accessoires
- Literatuur
1 Leitz als microscopenfabrikant
Leitz, de fabrikant van de Leica camera’s (LEI..tz CA..mera) heeft haar wortels in de 19e eeuw. Karl Kellner start in Wetzlar een optische industrie. In 1869 wordt Ernst Leitz I de directeur en de naam verandert en Leitz. Zij stonden bekend om hun precisie microscopen.
2 Oskar Barnack
In 1911 stelde Ernst Leitz I de toen 31 jarige Oskar Barnack aan als hoofd research bij Leitz in Wetzlar.
Daarvóór had hij bij Carl Zeiss gewerkt. Oskar had fotograferen als hobby en hij trok er in het heuvelachtige landschap van Wetzlar (70 km ten noorden van Frankfurt) in de weekenden op uit om te fotograferen. In die tijd waren goede camera’s groot en zwaar. Aangezien hij last had van astma, was het sjouwen met zijn fotoapparatuur niet eenvoudig. Hij begon na te denken over een ‘lilliput’ camera, die een goede fotokwaliteit met een handzame camera moest combineren.
In 1914 had hij een camera ontwikkeld die gebruikmaakte van de geperforeerde film voor filmcamera’s. Deze gebruikte hij niet in het ‘Portret’ formaat, maar in het ‘Landschap’ formaat. Daardoor kon er twee keer zo veel informatie op een beeldje als bij de filmcamera’s. Dit is later als het kleinbeeld formaat bekend geworden (het huidige digitale full frame formaat). Deze camera is bekend als de “Ur Leica”.
Voor een kort filmpje over Oskar Barnack zie:
https://www.youtube.com/watch?v=eF1-XTx8nCI&feature=youtu.be
Hij maakte er zelf veel foto’s mee en Ernst Leitz nam de camera mee voor een bezoek aan New York in 1914.
Vroege Leica foto's
Door het uitbreken van de eerste wereldoorlog moest Leitz de verdere ontwikkeling van de camera laten vallen omdat zij militaire optische apparatuur ontwikkelden en fabriceerden.
3 Pré productiecamera's
Pas in 1920 kon Oskar Barnack weer aandacht aan ‘zijn’ camera besteden. Dit resulteerde in 1923 in een voorserie van tussen de 25 en 31 camera’s voor test doeleinden (de zogenaamde null series). Dit zijn op dit moment de duurste camera’s die op veilingen verkocht worden. Op 10 maart 2018 verkocht Westlicht auctions in Wenen er een voor 2 miljoen Euro, exclusief veilingkosten!
Leitz vroeg fotojournalisten om de camera te testen. Zij stelden verbeteringen voor, waaronder de automatische afsluiting van de film bij het doorspoelen, waardoor het negatief niet werd overbelicht tijdens het doorspoelen van de fiilm. Ook de zoeker veranderde van een zgn sportzoeker in een torpedo zoeker.
Naar aanleiding daarvan is de uiteindelijke Leica I productie voorbereid.
4 Productiecamera's: de Leica I t/m III
Ernst Leitz II besloot in een directievergadering in juni 1924, waarin veel voors en tegens werden besproken, om de camera in productie te nemen met de woorden ‘Mijn besluit staat vast, we nemen het risico’. Het was een moeilijke tijd voor Leitz en hij wilde zijn medewerkers aan het werk houden.
De Leica I is een heel praktische camera die eenvoudig in de binnenzak van een colbertjasje meegenomen kan worden. De lens kon namelijk in de body verzonken worden. De lens is niet verwisselbaar en is in verreweg de meeste gevallen een Elmar f = 1:3,5 5 cm. De sluitertijden liggen tussen 1/20e en 1/500e seconde. De camera is eenvoudig herkenbaar aan de ‘hockeystick’ vorm van de vergrendeling voor oneindig. De camera is in 1925 in productie genomen (hoewel veel onderdelen al in 1924 werden gemaakt) en met een aantal detailwijzigingen in productie gebleven tot 1930. In 1936 is de laatste Leica 1 verkocht. In totaal zijn er een kleine 60.000 van verkocht. De camera wordt aangeduid als Leica I type A. Regelmatig kom je camera's tegen die er uit zien als een Leica II met een serienummer dat voor de Leica I was gereserveerd. Dit zijn dan vrijwel altijd door Leitz omgebouwde types. De klant kon in veel gevallen zijn camera laten ombouwen tot een nieuwer model. Leitz bood deze service tot het begin van de vijftiger jaren.
Zeldzamer is de Leica type B. Daarvan zijn er 1700 gemaakt. Deze camera verschilde technisch behoorlijk van Type A. In plaats van de gordijnsluiter, had deze camera een centraalsluiter (Compursluiter) in de lens met als voordeel dat ook tijden tussen 1 en 1/20e seconden kunnen worden gebruikt. Een nadeel is dat het spannen van de sluiter en het transporteren niet aan elkaar gekoppeld zijn, waardoor dubbele opnames mogelijk zijn.
In 1931 startte Leitz de productie van de Leica I type C. Het type A werd afgebouwd.
Type C heeft de mogelijkheid van verwisselbare lenzen. Al snel leverde Leitz een 3,5 cm en een 13,5 cm lens. De toleranties in het productieproces waren in het begin nog vrij groot. Daarom hadden de eerste Leica I type C camera’s lenzen die specifiek op de betreffende camera waren gekalibreerd. In de lensbehuizing graveerde Leica de laatste drie cijfers van het serienummer van de camera. Na 2700 camera’s was het productieproces zo goed onder controle, dat het niet meer nodig was om op het camerahuis afgestemde lenzen te maken. Alle nieuw geproduceerde lenzen pasten op deze Leica I type C.
5 De meetzoekercamera's
Voor de afstandsbepaling moesten alle Leica I modellen werken met een geschatte afstand, of met een losse opzet afstandsmeter. Dit is voor het nemen van een foto vrij bewerkelijk en onnauwkeurig. Daarom kwam Leitz in 1932 met de Leica II.
De Leica II beschikt over een gekoppelde afstandsmeter. Leica gebruikt dit systeem nog steeds voor haar nieuwste digitale Leica M camera’s.
Met de gekoppelde afstandsmeting werd de Leica nog gebruikersvriendelijker. De camera was nog steeds heel compact, ook in verhouding tot de andere kleinbeeldcamera’s die in die tijd op de markt verschenen, als de Zeiss Contax 1 met een veel meer vierkant ontwerp. De sluitertijden waren gelijk aan die van de Leica I type A en C.
In 1932 bracht Leitz ook de Leica standard als opvolger van de Leica I type C op de markt. Het meest in het oog springende verschil met de Leica I type C is de kleinere en uittrekbare terugwikkelknop. De Leica Standard heeft geen afstandskoppeling.
In 1933 kwam Leitz met de Leica III. Deze was nagenoeg gelijk aan de Leica II. Naast de lange sluitertijden kon de het beeld van de afstandsmeter aangepast worden aan oogafwijkingen, zodat bij het scherpstellen door het kleine gaatje een eventuele bril afgedaan kon worden. De Leica III kende ook langzamere tijden dan 1/20e seconde. In de tijd dat deze camera’s werden gemaakt was de lichtgevoeligheid van de films nog laag. Vergelijkbaar met 20 ISO. Daarom waren lange sluitertijden van groot belang. De langzame sluitertijden zijn te bedienen met de knop vóór op de camera rechtsboven de lens.
De Leica IIIa zag in 1935 het daglicht. Deze is in principe gelijk aan de Leica III, maar had een extra sluitertijd van 1/1000e seconde. Inmiddels was de filmgevoeligheid verbeterd en had Leica lichtsterkere lenzen gemaakt. Vooral voor sportfotografie is de snelle sluitertijd van belang.
Als uiterlijk kenmerk hebben de vroege Leica’s de zwarte gelakte uitvoering met nikkelen bedieningselementen gemeen. Vanaf 1934 kon de klant ook voor een camera kiezen met een mat verchroomde boven- en onderplaat en verchroomde bedieningselementen. Velen beschouwen de zwarte exemplaren met een heel eigen patina als de mooiste modellen. Medio dertiger jaren krijgen de verchroomde modellen de overhand.
6 Vroege Leica Lenzen
Max Berek
Wat Oskar Barnack heeft betekent voor de ontwikkeling van de Leica camera’s betekende Max Berek voor ontwikkeling van de Leica lenzen. Max Berek was een natuurkundige die een polarisatiemicroscoop ontwikkelde. Het was een man, die de complexe berekeningen, die voor een meervoudig lenssysteem nodig waren, meestal ’s avonds thuis uitvoerde. Hij moest alles nog met het handje en de rekenliniaal berekenen. Leitz gebruikte wel als een van de eerste lenzenmakers computers, maar dat was toch pas in de jaren 50. Zonder deze trendsettende lenzen had Leica op een klein negatief formaat (het kleinbeeldformaat) nooit de kwaliteit kunnen leveren van de uiteindelijke foto’s.
Hij ontwikkelde de beroemde Elmar 1:3,5 5cm standaardlens die al op de Leica I te vinden was. Deze lens bleef tot in de 70’er jaren in productie. Er zijn circa 450.000 5 cm Elmars geproduceerd.
Voor de Leica I type A en B was alleen de 5 cm lens beschikbaar. De allereerste 144 Leica I type A hadden een Anastigmat lens, daarna volgde de Elmax voor de volgende 713 exemplaren. De meeste Leica I camera’s (ca. 55.500) hadden de Elmar 1:3.5 5 cm lens. Later kwam een lichtsterkere Hektor 1:2.5 lens ter beschikking. Hiervan zijn er 1330 als vaste lens in de Leica I type A ingebouwd.
Met de komst van de verwisselbare lenzen op de Leica I type C en de II, III en Standard modellen moest Leitz in vrij korte tijd veel lenzen ontwikkelen.
In de dertiger jaren waren dat:
Groothoeklenzen:
Hektor 1:6,3 2,8 cm Een zeer klein maar scherp lensje
Elmar 1:3,5 3,5 cm Velen gebruiken nog steeds een 3,5 cm lens als standaard lens op hun nieuwe Leica’s.
Standaardlenzen
Xenon 1:1,5 5cm Deze lens is ontwikkeld door Schneider.
Summar 1:2,0 5cm Voorloper van de beroemde Summicron 5 cm lens
Hektor f:2,5 5 cm Bij volle opening is de lens erg ‘zacht’ waardoor het zijn doel (grotere lichtsterkte) dan de Elmar voorbijstreeft.
Elmar f:3.5 5 cm De beroemde standaard lens van Max Berek
Telelenzen
Hektor 1:1.9 7,3 cm Een voor die tijd zeer lichtsterke korte telelens met een uitgesproken zacht karakter en een geheel eigen bokeh.
Thambar 1:2,2 9 cm Veelal voor portret fotografie gebruikt omdat hij beschikte over soft focus faciliteiten
Elmar 1:4 9cm in een dikke (Fat Elmar) en een dunne variant
Elmar 1:6,3 10,5 cm Ook wel de Berg Elmar genoemd, vanwege zijn lichte constructie en telewerking geschikt voor bergbeklimmingen.
Elmar 1:4,5 13,5 cm Voorganger van de Hektor 1:4,5 13,5 cm
Hektor 1:4,5 13,5 cm Een zeer acceptabele telelens
Telyt 1:4,5 20 cm Zo scherp dat de filmemulsie te korrelig was om de lens goed tot zijn recht te laten komen. De lens kon met een reflexhuis scherpgesteld worden.
Alle lenzen zijn met een eenvoudige adapter nog steeds goed te gebruiken op de nieuwste Leica M analoge en digitale camera’s.
Leitz experimenteerde met verschillende glassoorten en lenzenstelsels. De lenzen werden nog niet gecoat.
7 Accessoires
Vanaf het begin heeft Leitz heel veel accessoires voor haar camera’s en lenzen gemaakt:
Tassen
Voor ieder type camera en accessoire (al dan niet gekoppeld aan de camera) is een tas ontwikkeld. Zo waren er tassen voor de camera met verschillende dieptes van de ‘snuit’ voor inschuifbare lenzen voor korte en langere lenzen. Als de camera een snelspansysteem had ‘Leicavit’, dan was er een speciale tas. Voor veel lenzen en accessoires maakte Leitz eigen tasjes. Daarnaast waren er tassen waar een heel Leicasysteem met meerdere camera’s, lenzen, filters, rolletjes, reflex apparatuur etc. in pasten. Leitz produceerde dit allemaal zelf en aangenomen moet worden, dat de lederwarenafdeling van de fabriek een belangrijk deel van de omzet genereerde.
Net als bij de camera’s hanteerde Leitz een hoge kwaliteitsnorm voor gebruikte materialen, afwerking en pasvorm.
Dichtbij-apparatuur
De toenmalige lenzen van Leica konden meestal niet dichterbij scherpstellen dan één meter. (uitgezonderd de Leica I type A close focus, deze ging tot ca. 50 cm).
Daarom bedacht Leitz voorzetlenzen, tussenringen, afstandsverlengers met behoud van afstandsmeting, reproapparatuur en spiegelreflex opzet met een balg.
Zoekers
De doorzichtzoeker en latere meetzoekers waren berekend op een beeldhoek die bij de 5 cm lenzen hoorde. Daarom maakte Leitz verschillende opzetzoekers, die je in de accessoire schoen klemde. Voor iedere lens was er een speciale zoeker.
Met een universele zoeker konden brandpuntsafstanden van 3,5 cm t/m 13,5 cm worden ingesteld. In de eerdere universele zoekers zag je het onderwerp in spiegelbeeld. De latere modellen gaven het onderwerp correct weer.
Verder waren er meetzoekers voor de Leica I en de Leica standaard. Ook deze waren er in verschillende modellen (rechtop of horizontaal).
Daarnaast was er een hoekzoeker (ook weer voor verschillende brandpuntsafstanden). Daarmee keek je met de camera op je middel naar het onderwerp, voor een laag standpunt.
Met een ander type hoekzoeker kon je ‘stiekem’ om een hoekje fotograferen. Er was een model met en een zonder scherpstelkoppeling.
Filters
Voor zwart wit fotografie maakte men al heel lang gebruik van gekleurde filters. Bewolkte luchten werden meer doortekend (verschillende geel, oranje en roodfilters). Vlekken in de huid werden gemaskeerd met een oranjefilter, groenfilters lieten de vegetatie meer spreken. Leitz had alle soorten in het productenpakket.
Ook infrarood filters behoorde tot het assortiment en veel van de lenzen hadden een (rood) infrarood punt op de afstandschaal voor de benodigde correctie van de scherpstelling bij het gebruik van infrarood filters en film.
De filters pasten op bijna alle lenzen en je klemde ze op de lens, waardoor het eenvoudig was om het filter over te zetten op een andere lens.
Zonnekappen
Voor elke lens was er een bijbehorende zonnekap. Afhankelijk van de beeldhoek kon de zonnekap nauwer of moest hij juist breder zijn. In die tijd hadden vrijwel alle lenzen behoorlijk last van overstraling doordat ze niet gecoat waren en het glas nog niet voldeed aan de hoge normen die we er tegenwoordig aan stellen. Een zonnekap was dan een must.
Aangezien niet alleen de achterkant van de lens, met zijn m39 schroefdraad, was gestandaardiseerd, maar ook de voorkant van de lenzen (van 2,8 cm tot 13,5 cm) een standaardmaat (A36) hadden, ontwikkelde Leitz een variabele zonnekap voor gebruik op 5, 9 en 13,5 cm lenzen.
Ontwikkel- en afdrukapparatuur
De meeste amateur- en vakfotografen ontwikkelde de film zelf en drukte zelf de foto’s af. Leitz zou Leitz niet zijn om ook daarvoor speciale producten te ontwikkelen.
Bijzondere accessoires
Bijvoorbeeld:
- Een ontspanner die met een kabel op afstand bediend kon worden en waarmee de film doorgespoeld kon worden. Niet te verwarren met de draadontspanner.
- Een accessoire waarmee een linkshandige de ontspanknop met zijn linkerhand kon bedienen.
- Er was een cameraatje waarmee een enkel filmbeeldje kon worden gemaakt. Het was niet veel meer dan een lens en een compursluiter.
- Accessoires voor stereografie.
8 Literatuur
In de loop der jaren is heel veel literatuur verschenen over de Leica.
Leica zelf geeft Leicafotografie (international) uit.
Voor ieder nieuw model camera zijn boekwerken geschreven. Hove geeft veel historische boeken uit over Leica. De Leica literatuur op zich is al een verzamelterrein. Oude folders, advertenties, gebruiksaanwijzingen, catalogi voor dealers, constructietekeningen, er is nog heel veel materiaal.
Als je op internet rondstruint vind je vast heel veel specifieke informatie.
Een standaardwerk is het boek van Dennis Laney ‘Leica: Collectors guide’ uitgegeven door Hove Collectors books. Het bevat met zijn 658 pagina’s een schat aan informatie over, en foto’s van alle cameramodellen, lenzen en vrijwel alle accessoires door de jaren heen. Leitz maakte veel variaties op de camera’s, speciale modellen en natuurlijk kleine productieaanpassingen. Dit staat allemaal duidelijk omschreven. Een index op de Leica codewoorden, artikelnummers en productomschrijvingen, maken het boek zeer toegankelijk.
Je lees er de geschiedenis van Leica, de Leitz familie, de ontwikkeling van logo’s, hoe je je Leica verzameling moet beheren, waar je op moet letten bij de aankoop van Leica spullen etc. etc.
Een must voor verzamelaars en geïnteresseerden.